zwemmen voor je leven
In de sloot naast mijn huis zwemt een moedereend met haar zes pasgeboren kuikens. Mijn hart springt op. Wat zijn ze piep, wat zijn ze pril. Zo zacht en donzig – zo heerlijk dat je er minstens één aan je boezem zou willen drukken…
Er zijn weinig eendenmamma’s met hun kroost dit jaar. Vermoedelijk heeft de winter te lang geduurd: veel dames slaan deze ronde over. Zij peddelen gemoedelijk met hun vriendinnen door het water terwijl hun moederende soortgenoten druk achter hun geeldonzige grut aankwaken.
Hoe zou dat zijn in de eendenwereld? Zouden die eendenmamma’s het opmerken dat een deel van hun zusters een ander leven leidt dan zij? En die vrije vrouwen, zouden zij zich bewust zijn van dat wat anderen wel hebben en zij niet?
Vast niet, zo’n eend is zich nergens van bewust, niet eens van zichzelf. Instinctief doet ze wat ze doet: kwaken naar haar kindjes, of happen naar een stukje brood. Lekker simpel toch?
Een kind of geen kind. Zo simpel als het voor een eend is, zo complex is het voor ons mensen.Vorige week hoorde ik in de trein vier vrouwen over dit onderwerp praten. Twintigers waren het, ze zaten met een zak koekjes achter mij in de bijna lege coupé.Niet elk gesprek dat je opvangt in de trein is de moeite van het afluisteren waard, maar van deze conversatie wilde ik geen woord missen.
‘Kinderen? Nee, mij niet gezien’, zei de ene. De andere drie gaven tegengas. ‘Jij kunt helemaal niet weten wat het is om een kind te hebben’ zei een van hen. ‘Je weet niet wat je mist’, zei een ander. ‘Je krijgt later spijt, zeker weten’ wist nummer drie te melden. Blijkbaar waren drie van de vrouwen zelf moeder en ze leken vastbesloten hun afvallige vriendin of collega in het moederschip te praten. Zonder succes voorlopig, want hier zat een vrouw die haar zaakjes goed overdacht had. Zij zag geen heil in een spagaat tussen carrière en gezin. En bovendien wilde ze haar relatie niet opofferen voor BV pap & mam. Het moederfront trok fel van leer. Wat een egoïstische kortzichtige motieven waren dat. En trouwens, er klopte ook niks van. ‘Kinderen geven juist verdieping aan je relatie, ze maken die alleen maar mooier en steviger’.
Het gesprek werd gaandeweg feller en de kinderwensloze vrouw had het zwaar te verduren.
Ik kreeg het er warm van… Werd hier iemand bijna afgeslacht omdat zij een andere levenskeuze leek te maken dan de anderen??
Hoe het afliep heb ik niet kunnen horen: in Utrecht stapten de vier uit.
En ik? Ik dronk mijn koffie en ik liet mezelf helemaal gaan in mijn innerlijke bespiegelingen.
Over hoe waardevol het zou zijn als jonge mensen zich werkelijk af mochten vragen of zij dit wel wilden, pappa en mamma worden. Zou een ‘nee’ niet even sociaal wenselijk moeten zijn als een ‘ja’? Over moeders en niet-moeders, over het belang van elkaar ruimte geven en hoe moeilijk dat is.
En over vrouwen die ongewild kinderloos blijven, terwijl om hen heen schaamteloos gekakeld wordt over het ‘nemen’ van kinderen.
Geregeld ontmoet ik jonge vrouwen die een andere toekomst voor ogen hebben dan het moederschap. Ze voelen zich er gewoon niet toe aangetrokken. En dat nemen ze serieus.
Meestal roept het respect op bij mij om deze vrouwen te horen spreken, ze zwemmen tegen de stroom in, omdat een innerlijke stem hen een andere kant op roept.
En de mamma’s, zwemmen die niet tegen de stroom in? Nou en of! In de aaneenschakeling van offers die er gebracht moeten worden om kinderen groot te brengen ontmoet elke ouder vroeg of laat een sterke stroom die een andere kant op lijkt te trekken: richting vrijheid, richting ongebondenheid. Richting minder stress, minder verantwoordelijkheid. De keuze is op dat moment allang gemaakt, er is geen weg terug meer. Dus doorzwemmen dan maar, samen met al die anderen die dezelfde keuze gemaakt hebben.
En dan komt zo’n verwoed zwemmende mamma een andersdenkende tegen. Een ‘zij-zonder-kinderwens’. Een vrouw met een toekomst vol carrière mogelijkheden en met een lijf dat niet getekend is door zwangerschappen. Wat gebeurt er dan? Juist ja, een vaag ongenoegen slaat toe.
Het kan de vorm aannemen van jalousie, of van irritatie. Of van heimelijke superioriteit. En de stap om in de aanval te gaan is dan snel gezet, dat zie je aan de drie moeders uit de trein. Er moet iets uit de weg geruimd worden. Iets dat bedreigend is. Kijk naar ons, hoe goed wij het hebben! lijken ze te willen zeggen.
Betekent dit dat deze ouders eigenlijk spijt hebben van het ooit genomen besluit om een gezinnetje te stichten? Welnee, het gaat niet over spijt. Het gaat over een werkelijkheid die veel minder roze blijkt te zijn dan altijd gedacht was.
Die roze wolk, wat is dat toch een hardnekkig misverstand. Laat ik het zo zeggen: ik heb in alle jaren dat ik meedraai in moederland nooit een moeder ontmoet die voldeed aan het plaatje van de stralend gelukkige mamma, 24/7 met glanzende ogen vertederd naar haar nageslacht kijkend. En toch is dat wel wat we verwachten als we hoopvol onze anticonceptiestrip in de vuilnisbak kieperen.
We gaan ervan uit dat onze kinderen ons geluk zullen brengen. Dat zij het zullen zijn die onze dagen gaan inkleuren met mooie momenten en gelukkige gevoelens.
Een irreële gedachte. Ons geluk, daar zijn onze kinderen niet verantwoordelijk voor. Laten we hen er ook niet mee belasten. Ons geluk, dat moeten we zelf zien te fiksen. Middenin onze situatie, hoe blij, zorgelijk, simpel of onmogelijk die ook is.
Dat geldt voor ons allemaal, zwemmend voor ons leven. Kwakend en happend maken we er het beste van. Met of zonder kleintjes achter ons aan.
Wil je enkele malen per jaar kosteloos een nieuwe column in je mailbox ontvangen?
Je kunt je AANMELDEN voor een abonnement.
Crisis management
Ze waren een jaar of tien, schat ik, de jongetjes die bij mij aangebeld hadden. De ene had een blauw petje op, de ander had lang haar in een staartje. Ze hadden een kleurig beplakte schoenendoos bij zich met een gleuf in het deksel. “Wilt u wat geven voor de crisis?” , vroeg het petje. In ruil daarvoor mocht ik door een gaatje in de doos kijken. Het was duidelijk dat deze kinderen met hun coole jackies en hun dure sportschoenen hier niet stonden te bedelen om een stuk brood. Nieuwsgierig pakte ik de doos aan om er een blik in te werpen. Een stuk of tien muntjes, zag ik. En een briefje van vijf, nonchalant gedrapeerd tegen de zijkant van de doos. Daarnaast was in grote hoofdletters geschreven ‘GEEF VOOR DE CRISIS’. Ik wist een lach te bedwingen. “Hoe gaan de zaken..?” vroeg ik met een serieus gezicht. De ondernemers leken mijn vraag niet helemaal te begrijpen. Eentje keek snel de andere kant op. De ander grijnsde wat verlegen, haalde zijn schouders op. Ik vond hem op slag lief, en ik pakte mijn portemonnee. De euro die ik in de doos liet ploffen wist het ijs te breken. Blijkbaar was mijn financiële bijdrage boven verwachting: een brede lach brak door onder het petje. “Wat gaan jullie met al dat geld doen?” vroeg ik zo neutraal mogelijk. Ik wilde niet bemoeierig overkomen, maar ik had als klant ten slotte wel recht op wat zakelijke informatie. “Nou gewoon…” was het antwoord. “… om te sparen, maar niet voor snoep…”. “En wat is dan de crisis?” wilde ik weten. Daar wisten ze wel een antwoord op. “De crisis is dat niemand veel geld heeft. En daarom moet je extra je best doen om geld te krijgen. Je moet gewoon slim zijn…” Ik wist genoeg. Een nieuwe generatie slimmerikjes staat te popelen om onze economie uit het slop te trekken. En in de aanloop daar naartoe weten ze mijn dag te kleuren met een glimlach.
Crisis of niet: geld is spannend en interessant. Geld is voor grote mensen, maar kleine mensen lusten er ook wel pap van. In mijn familie gaat het verhaal dat mijn broertje vroeger met zijn spaarvarkentje mocht spelen als hij op het potje zat. Die rammelende ervaring zorgde voor zoveel opwinding dat kleine en grote boodschapjes als vanzelf in zijn potje vielen. Geld. Je kunt de muntjes laten rollen en rinkelen, je kunt ze tellen en sorteren, je leert er op school mee rekenen en langzaamaan ga je begrijpen dat je het in de winkel kunt inwisselen tegen lekkere of leuke dingen. Na nog wat jaartjes zou het kunnen dat er in jou een kiem ontwaakt van toekomstig zakelijk instinct. Opeens wil je de hond uitlaten, het oud papier wegbrengen, en een vies kastje schoonmaken. Allemaal dingen die je nooit wilde, maar nu wel, want je hebt bedacht dat je er geld voor kan vragen. En helemaal leuk wordt het om daarvoor de grote wereld in te trekken: met zijn tweeën of drieën aanbellen bij buren en bekenden.
Ik bewaar goeie herinneringen aan het ‘heitje voor karweitje’ dat ik vroeger samen met mijn nichtje deed. We mochten zilver poetsen en boontjes doppen en de stoep vegen. En het kwartje dat we kregen ging naar het clubhuis van de scouting. Of we gingen verkleed als prinsessen langs de deuren om geld op te halen voor de ‘arme kinderen in Afrika’ waarvoor onze school een project organiseerde. Ik herinner me niet dat ik ooit geld ophaalde voor mijn eigen spaarpot: vermoedelijk was dat in die tijd ‘not done’. Later toen ik zelf moeder was moest ik er daarentegen wel aan geloven. Met name voor mijn zoon was ‘geld verdienen’ en het direct daarna weer uitgeven jarenlang één van de favoriete bezigheden. De klusjes die hij voor mij tegen betaling wilde doen varieerden van lege flessen wegbrengen en bladeren vegen tot op zijn zusje passen of de houten vloer in de was zetten. En was er met mij geen geschikte deal te sluiten, dan ging hij op pad om werk te zoeken bij welwillende buurvrouwen of moeders van vriendjes. Zelf voelde ik me daar vaak wel een beetje ongemakkelijk bij. Maar ja, een ondernemer in de dop moet je niet lastig vallen met angstige gedachten over ‘wat de buren er wel van zullen denken…’
Met mijn dochter ging het er heel anders aan toe. Sparen was voor haar niet moeilijk. Integendeel: het was een prettige bezigheid om controle te krijgen over de materiële kanten van het leven. Zorgvuldigheid ten aanzien van haar centjes, haar spulletjes en haar kleding waren vanzelfsprekend voor haar. Toch verloor zij destijds als dertienjarige haar eerste mobieltje waar ze zelf zo lang voor gespaard had… Ik zie haar nog zitten op de bank, tranen met tuiten huilend vanwege dit drama. Mijn moederhart had het moeilijk: het liefst had meteen mijn portemonnee getrokken voor een nieuwe telefoon voor mijn brugpiepertje. Toch wist ik mezelf ervan te weerhouden: zou deze dertienjarige er niet meer bij gebaat zijn als ik haar zou helpen om zelf de situatie op te lossen? Toen de tranenstroom weer enigszins gedroogd was brainstormden we samen over de te nemen stappen. Hoe kon zij aan geld komen voor een nieuwe telefoon? Uiteindelijk verzonnen we een ‘telefoonfonds’. Ze zou de komende tijd alle financiële meevallertjes en mazzeltjes in een potje doen. Het statiegeld zou door haar geïnd mogen worden en het bonusvoordeel bij de supermarkt ging ook naar het fonds. Daarnaast bleken er in het huishouden nog wel wat euro’s te verdienen en bovendien deed oma een interessante duit in het zakje. De hele operatie duurde zes weken. Toen er eenmaal een nieuw mobieltje aangeschaft kon worden liep er een blij meisje rond: ze had ervaren dat ze tot meer in staat was dan ze dacht.
Geld speelt een belangrijke rol in onze wereld, en dus ook van in de wereld van kinderen. Pappa’s en mamma’s moeten hun standpunt bepalen ten aanzien van dit onderwerp, en dat is nog helemaal niet zo makkelijk. Geld is namelijk veel minder zakelijk dan op het eerste gezicht lijkt: het is verbonden met emoties en met diepgewortelde – meestal onbewuste – overtuigingen over goed en slecht. Wat de één afkeurt vindt de ander juist geweldig.
Er zijn ouders die bang zijn dat hun kinderen minder hebben dan leeftijdgenootjes en dat ze daarmee buiten de groep zullen vallen. Anderen willen juist voorkomen dat hun kids veel méér hebben dan hun vriendjes, en dat ze verwend en arrogant zullen worden. Er zijn ook ouders die zich proberen te verzetten tegen de tendens van merkkleding en dure spelletjes. Weer anderen beleven er vooral plezier aan om hun kinderen te kunnen geven wat ze vroeger zelf niet hadden.
Blijkbaar zijn er meerdere manieren om tegen geld aan te kijken. Die verschillende visies komen vermoedelijk allemaal voort uit dezelfde grondhouding. De meeste ouders willen het beste voor hun kinderen. Nu en later. Daarom is er soms ruimte voor gulheid, en op andere momenten gaat de hand op de knip. Zo worden ze voorbereid op het echte leven. Opdat ze niet onderuit zullen gaan in de eerste de beste crisis.
Wil je elke zes weken kosteloos een nieuwe column in je mailbox ontvangen?
Je kunt je AANMELDEN voor een abonnement.
Op de koelkast
‘De scholen zijn weer begonnen…’ Met wapperende spandoeken worden we eraan herinnerd: het leven met broodtrommeltjes en gymtassen is weer van start gegaan. Op menig koelkast hangt een nieuw schema: ‘wie – waar – wanneer’. Want ook buiten de schooluren willen we onze kinderen van alles laten beleven, en hoe gaan we dat aanpakken? De muziekschool stemt haar lestijden helaas niet af op de voetbaltraining, en hoe moet het ene kind leren zwemmen als het andere naar judo gebracht moet worden?
In verschillende kleuren laat het schema zien of het pappa is of mamma die uiterlijk om half zes bij de buitenschoolse opvang staat. En ook welke oppas met de jongste op dinsdag en donderdag naar zwemles gaat, en wat er dan allemaal mee moet. En dat er op vrijdag een van de kinderen van de buren mee komt uit school, en dat we dat absoluut niet mogen vergeten. En dit is dan nog alleen maar het raamwerk, de vaste structuur. In de praktijk komt het maar zelden voor dat er een week lang niet van afgeweken hoeft te worden. Want vergaderingen lopen uit, de favoriete oppas heeft tentamen, het zwemleskind heeft oorpijn, en de judogroep verschuift naar een later tijdstip. De week erna hebben alle kinderen opeens op woensdagochtend vrij vanwege een vergadering, pappa moet drie dagen op zakenreis, en de hond moet naar de dierenarts. Op zulke momenten moet er stevig geïmproviseerd worden. Daarom staan de telefoonnummers van pappa en mamma, en van drie verschillende oppassen in grote letters genoteerd. En ook dat van de buren, van oma en van diverse moeders-van-vriendjes op wie we in noodgevallen een beroep kunnen doen.
Moeders zijn doorgaans keien op het gebied van organisatie. En de doodenkele moeder die nog wat nonchalant is bij het aanbreken van de schoolperiode hoeft niet te wanhopen. Want als vanzelf zal ook zij binnen enkele jaren een gecompliceerd koelkastschema uit haar hoofd kunnen opdreunen.
En zo worden in de meeste gezinnen de kinderen min of meer op tijd afgeleverd en weer opgehaald bij school, de opvang en al die lessen en clubjes. Daarnaast gaan ze naar de beugeltandarts, de hond wordt uitgelaten, de wasmachine wordt gerepareerd en als er een kind jarig is mogen er acht vriendinnetjes komen logeren. Je begrijpt niet hoe ze het doet, maar tussendoor weet mamma nog tijd te vinden voor een pittige baan.
Onlangs sprak ik een moeder van een tweejarige tweeling. Ook al verkeerde haar gezin nog in de voorschoolse fase, gejakker en gejaag waren al aan de orde van de dag. Ze vertelde me hoe zij in haar vroegere bestaan – vóór de tornado van het gezinsleven – zo kon genieten van een rustig ontbijtje. Met een muziekje op de achtergrond en dan de krant lezen. Wat smaakte dat eerste kopje koffie heerlijk in die tijd… Ze had van jongs af aan een hekel gehad aan haasten, en wat dat betreft was het moederschap haar tegengevallen. Ze had het gevoel geleefd te worden en dat kon ze niet accepteren, zo vertelde ze. Het maakte dat ze chagrijnig werd en snel geïrriteerd. Op een ochtend toen haar man aan de ontbijttafel pap in hongerige mondjes zat te lepelen, was zij op de slaapkamer op haar bed gaan zitten. Op dat moment had ze besloten om elke ochtend vijf minuten aan zichzelf te geven en daarin al haar liefde en hoop voor zichzelf te leggen. Dit had ze inmiddels zeven maanden volgehouden, en het was uitgegroeid tot een ritueeltje dat haar zeer dierbaar was. Ja, ze moest het inplannen, en ze moest het in zekere zin bewaken tegen allerlei zogenaamd gewichtiger zaken, maar dat was haar toch maar mooi gelukt. Vijf minuten per dag, en daarmee bleken de overige veertienhonderdzoveel minuten in een geheel ander licht te komen staan.
Hier moest ik aan denken toen ik vanmorgen aan mijn glaasje verse jus d’orange zat. Theepot binnen handbereik, boterhammetje erbij, manlief fris geschoren tegenover me. Geen gehaast, nergens voor nodig. De hectiek van de jonge gezinnen ligt al mijlenver achter ons en inmiddels hebben rust en stilte werkelijk een eigen plek gekregen in mijn leven.
Maar toch… vijf minuten voor mezelf, waarom was ik daar destijds niet opgekomen? En zou ik het mezelf eigenlijk wel gegund hebben? Hoe zou ik ze ingevuld hebben toen, die vijf minuten? Met boodschappenlijstjes bedenken? Misschien wel. Ik verkeerde in de veronderstelling dat ik verantwoordelijk was voor zo’n beetje alles, en elke minuut is er één. Best wel jammer, denk ik nu. En opeens voel ik een onbestemde somberheid in me opkomen. Ben ik niet een totaal verkrampte mamma geweest, strak van het perfectionisme?
Net op tijd weet ik mijn genadeloze zelfkritiek te onderscheppen. Want hoe je het ook wendt of keert: ik deed in die jaren zo goed mogelijk wat me te doen stond, en veel van wat ik nu weet en kan heb ik juist toen kunnen leren.
Voor veel moeders, ook voor mij, is het niet moeilijk om onszelf kritisch te bezien. De andere kant blijkt veel moeilijker te zijn. Want hoe vaak durven we stil te staan bij de puurheid van onze liefde, en bij de grootsheid van ons hart? Wat zou er gebeuren als we daar elke dag een beetje tijd voor zouden maken, al is het maar vijf minuten…?
Wil je elke zes weken kosteloos een nieuwe column in je mailbox ontvangen?
Je kunt je AANMELDEN voor een abonnement.
De held en het monster
De supermarkt is de plek bij uitstek om je mamma uit te testen. Als je tenminste een pittig dwars peutertje bent. Nee, zegt mamma, die smeerkaas vind jij niet lekker, die koop ik niet meer. Kijk, daar ligt de worst, dat is lekker voor op brood. En nu naar de appeltjes, en de luiers en de zeep. Deze zeep is niet goed, we moeten die blauwe fles hebben. En daar mag je niet aankomen, dan wordt de meneer van de winkel boos.
Klein als je bent heb je nog niet de vocabulaire om te zeggen: Niks mee te maken. Ik vond gisteren die smeerkaas niet lekker, maar nu wel. Dus kom op, in die mand ermee. Je woordenschat gaat nog niet veel verder dan ‘nee’ en ‘zelluf doen’. Dat is lastig, want die woordjes zullen niet leiden tot het nu zo felbegeerde gouden doosje smeerkaas. Dus wat doe je dan? Juist ja. Je pakt dat leuke doosje en smijt het in de mand. Ziezo, die zit, mijn punt is gemaakt. Totdat je mamma, die ook niet helemaal van gisteren is, jouw trofee weer terugzet op het schap. Haar gezicht is opeens niet zo lief meer als anders, en haar stem klinkt hard en strak. Helemaal niet leuk vind je dat, je word er bang van, en verdrietig en boos: het lijkt wel alsof je hier helemaal alleen bent met een buik vol krioelende gevoelens.
En ja hoor, daar heb je het al. Daar komt een golf van geluid uit je mond, en er stromen traantjes uit je ogen. Je neus zit vol snot, maar mamma doet niets anders dan aan je trekken. Hoe kan dat nou? Ze moet je toch troosten en gerust stellen? Waar is die lieve mamma gebleven die jou altijd zo fijn vasthoudt? Dit is te erg, je beentjes kunnen je op deze manier niet meer dragen, je stort op de grond. Het geluid dat uit je komt is nu enorm, zit er soms een monster in je dat naar buiten wil? Heel erg warm krijg je het ervan, het is hard werken om een monster los te laten. Maar het moet gebeuren: dat monster kun je niet langer tegenhouden, je bent ten slotte pas twee. Dus laat maar gaan dan, het lucht ook wel op. Heel in de verte hoor je mamma’s stem; het is de boze stem, niet de lieve stem. Ze wil dat je opstaat, maar dat kan je niet. De lieve stem moet eerst terug komen. Gelukkig gaat mamma nu niet weg, liever de boze stem dan helemaal geen mamma.
Ze tilt je op, eindelijk, na alles wat je meegemaakt hebt met dat monster. Doodmoe ben je ervan, je wil je warme wangetje tegen mamma aanleggen. En naar huis, en daar lekker roosvicee drinken met je knuffel in je armpjes. Vandaag heb je een heldendaad verricht. Je hebt gevochten met een monster en mamma heeft je toch weer mee naar huis genomen.
En hoe is het intussen met mamma?
Mamma heeft het ook erg warm gekregen. Zeg maar gerust dat het zweet haar uitbreekt. Ze wil maar één ding: dat deze scène zo snel mogelijk ophoudt. En dan naar huis, weg van de onheilsplek waar ze aangestaard lijkt te worden door winkelpersoneel en ouders met extreem gedweeë kinderen.
Wat ze doet om haar gillende peuter in bedwang te krijgen hangt af van haar achtergrond en inzicht. De wat meer naïeve mamma zal in haar stress alsnog met het felbegeerde doosje smeerkaas haar kind proberen te sussen: nou vooruit, dan nemen we het voor een keertje toch, maar dan moet je nu wel rustig worden… Of ze komt met een andere belofte. De boodschap aan haar kind is dan deze: zodra jij flink driftig wordt, doe ik wat jij wil. Een andere naïeve variant is dreigen: als je nu niet meekomt mag jij niet mee naar oma vanmiddag… Een kind dat flink over de rooie is, zal niet onder de indruk zijn van dit dreigement. Vervolgens zit mamma dan in een lastig parket: ze kan zelf ook niet naar oma als ze haar kleine driftkikkertje thuis moet laten. Ze zal, als het eenmaal zover is, haar dreigement zogenaamd vergeten zijn. En haar kind begrijpt daarmee dat zulke opmerkingen altijd loos alarm zijn.
Naast de naïeve mamma heb je de mamma die de vakliteratuur gelezen heeft. Zij wil vooral niet in bovenstaande valkuilen trappen. Haar kotertje kan nog zoveel stampij maken, mamma geeft geen krimp. Onverstoorbaar loopt ze door met haar winkelmand, eventuele blikken van anderen negerend. Uiteindelijk zal kindlief eieren voor zijn geld kiezen en haar huilend achterna komen rennen. Daarmee krijgt het supermarkt drama geen kans om een vast patroon te worden: mamma wint altijd.
Fijn gevoel voor deze mamma? Misschien. Toch mist ze ook ergens de boot. Het woedende peutertje heeft behoefte aan steun en troost: goh, ben je zo boos… nou ik zie het en ik blijf bij je …
Onlangs zag ik in de supermarkt een mamma van deze derde soort. Haar dochtertje huilde luid en hartstochtelijk omdat ze iets niet kreeg. De mamma bleef met haar staan, ze zei niks, en streelde de traantjes weg, minutenlang. Het deed me goed om naar hen beiden te kijken. Dit meisje mocht zo duidelijk zijn wie en hoe ze was. Ze had een mamma die daar niet van schrok, die zich er niet voor schaamde. Zo hoefde er in dit peuterconflict geen winnaar te zijn en geen verliezer. Er was geen macht en geen onmacht. Er was alleen samen, en dat was prachtig om te zien.
Wil je elke zes weken kosteloos een nieuwe column in je mailbox ontvangen?
Je kunt je AANMELDEN voor een abonnement.
De struisvogel
In de natuurwinkel kom ik haar tegen: de moeder van Esmee. Onze dochters zaten destijds bij elkaar in de klas, meer dan tien jaar geleden. We maken een praatje, voorzichtig, omzichtig bijna.
Hoe gaat het? En met Esmee? Ja, goed, heel goed; ze studeert in Leuven en heeft net haar rijbewijs gehaald. Ah, wat fijn, ja, met mij ook goed, ja en met dochter ook. Heel goed, ja, dank je, nee, we wonen hier niet meer, nee, ze zit niet meer op pianoles, nee zoonlief ook niet, ja, klopt, daar ben ik ook blij om…. klets klets klets…. ja die heb ik nog wel eens gezien, die heeft de sportacademie gedaan… nee, …klets…die niet, ja, zeker, dat vond ik ook zo’n leuk meisje….klets klets…
Vijf beleefde minuten later vervolg ik mijn route langs de bleekselderij en het speltbrood via de shampoo naar de kassa. En dan sta ik buiten en ik baal van mezelf. Waarom doe ik dit? Wat ben ik voor moedercoach als ik in mijn eigen omgeving de moeilijke onderwerpen uit de weg ga…?
Esmee met haar mooie donkere ogen was het meisje dat in groep zes vertrok naar een andere school, het was een pijnlijke episode. Esmee werd dat jaar gepest. Of eigenlijk viel ze buiten de groep: de meisjes die voorheen haar vriendinnetjes waren lieten haar opeens links liggen. Dat moet verschrikkelijk zijn voor een kind. In haar ontreddering klampte Esmee zich vast aan een of twee klasgenootjes die zich vervolgens zo geclaimd gingen voelen dat ze Esmee ook gingen mijden. Daarmee was de cirkel rond, Esmee werd een soort outcast. En we weten allemaal: dit soort ervaringen heeft grote invloed op kinderen, tot ver in de volwassenheid toe. De vader en moeder van Esmee waren gealarmeerd, en deden hun beklag bij de leerkracht en de schoolleiding. Toen de situatie niet veranderde stapten ze op de ouders van de vriendinnetjes af. Het conflict van de kinderen werd een conflict tussen de ouders, en de sfeer werd daar niet beter op.
Tegenwoordig hanteren de meeste scholen een anti-pestprotocol, een soort spelregels ten aanzien van de problematiek rondom pesten. Dat systeem zal zeker niet zaligmakend zijn, er worden ten slotte nog steeds kinderen gepest, maar het geeft wel aan dat er groot belang toegekend wordt aan het terugdringen van pestgedrag. Een anti-pestprotocol geeft leerkrachten, leerlingen en ouders duidelijkheid over welke stappen er door wie genomen moeten worden en in welke volgorde. Destijds, eind jaren negentig, moest een leerkracht in zulke situaties zelf oplossingen zoeken, en de betreffende kinderen en hun ouders moesten afwachten wat er van kwam.
Moeders of vaders van wie een kind het moeilijk heeft met andere kinderen lijden daar meestal erg onder. Wanneer ik in mijn praktijk met dit thema te maken krijg dan zie ik altijd een moeder met veel pijn en vaak ook boosheid. Wanneer die moeder een makkelijke huiler is, dan heeft zij maar weinig aanmoediging nodig om de sluizen open te zetten. De hele stroom ellende komt eruit, en dat lucht op, heerlijk. Er zijn ook moeders die geleerd hebben flink te zijn, en zich te verzetten tegen de pijn, de tranen, de wanhoop. Voor hen is er wat meer tijd nodig om zich veilig te voelen en de beschermlaagjes te laten smelten. Een teer en delicaat proces.
Vaak is het zinvol om met een moeder stil te staan bij de tranen die zij nooit heeft kunnen huilen toen ze zelf kind was. Pijnlijke ervaringen van vroeger, diep weggestopt. Die ervaringen kunnen lijken op wat hun zoon of dochter nu meemaakt. “Hoe was het toen jij tien was?” vraag ik dan. “Wie waren jouw vriendinnetjes?”
Het hoeven niet altijd de grote gebeurtenissen te zijn die resoneren met de pijn van onze kinderen. Soms was het een eenmalige kwetsende ervaring waar we ons geen raad mee wisten toen we klein waren. Of een moment van afwijzing en eenzaamheid. In onze kinderlijke onschuld besloten we destijds dat we dit niet mochten voelen, we konden het ons domweg niet permitteren. Als kleine struisvogels dachten we dat het probleem voorbij was als we er niet naar hoefden te kijken. En zo was het ook, althans voor dat moment. De pijn werd goed verpakt en diep weggestopt: Ziezo, daar ben ik gelukkig vanaf…
Jaren later worden we geconfronteerd met de pijn van onze kinderen en dan gebeurt er iets. Die oude onverteerde ervaring is dan wel begraven, maar er blijkt nog wel degelijk leven in te zitten… Het hele pakketje komt in beweging, gaat opspelen, en zorgt ervoor dat we onbewust toen en nu ervaren als één cluster, één brok beangstigende pijnlijkheid. En dat kan heftig zijn. Het is dan ook niet makkelijk om je eraan over te geven, je niet meer te verzetten, gewoon maar te voelen wat er te voelen is. Toch is juist dat dé manier om de pijn te helen, bij mijn weten de enige manier: loslaten, meestromen met de loop der gebeurtenissen, en vertrouwen dat je er heus niet aan ten onder zal gaan. Diep ademhalen en steun vragen aan de mensen van wie je houdt.
En net zoals een storm uiteindelijk altijd weer een keer gaat liggen, zo gaat dat ook bij een gevoelsstorm. Op enig moment komt de heftigheid weer tot rust, je kijkt eens goed om je heen en je merkt dat de wereld niet is vergaan.
En dan komt het mooiste nog. Want hoe kwam het ook alweer dat je hier in terecht kwam, in deze orkaan? Ja, doordat het onverdraaglijk is om je kind zo te zien lijden. Er werd iets aangeraakt in jou zelf, en je hebt met de moed der wanhoop durven kijken naar wat dat was. Daarmee heb je iets geheeld voor jezelf, en, hoe wonderbaarlijk dat ook is, ook voor je kind. Vraag me niet hoe dat kan, want ik kan het antwoord niet geven. Ik kan alleen vertellen dat het zo werkt: waar een oude pijn wordt opgelost in de moeder, verschuift ook het hele krachtenveld waarin haar kind zich bevindt. Voor mij is dit een van de indrukwekkendste aspecten van het werken met moeders: op zielsniveau is de verbinding tussen moeder en kind zo krachtig dat alles mogelijk is.
Hieraan denk ik wanneer ik met mijn twee volle tassen boodschappen naar huis rijd.
Ik denk na over Esmee en over haar moeder. Wat had ik willen zeggen daar tussen de aardappels en de kroppen sla? Ik weet het niet. Ik weet alleen dat het me niet lekker zit, net zoals het me toen niet lekker zat. Mijn eigen onvermogen is dat, en daar ben ik op zijn zachtst gezegd nooit fan van geweest… Ook toen niet, toen heb ik het helemaal niet willen voelen, hup,weg ermee… de volwassen versie van die struisvogel woont blijkbaar af en toe nog steeds in mij! Vandaag sta ik mezelf het onbehaaglijke gevoel toe: mijn onvermogen, het stroomt als een slijmerig beest door me heen, drie, vier minuten lang. Dan is het voorbij, en zo erg was het nou eerlijk gezegd ook weer niet. Ik moet glimlachen. Op een onverklaarbare manier voel ik me opeens verbonden met Esmee, haar moeder en eigenlijk met ons allemaal.
Wil je elke zes weken kosteloos een nieuwe column in je mailbox ontvangen?
Je kunt je AANMELDEN voor een abonnement.
De koning en de koningin
Drie kinderen heeft ze, vertelde ze me door de telefoon. Vijf, drie en één jaar oud, allemaal meisjes. En die van vijf, daar gaat het over, zei ze er in een adem achteraan. Of ze daar eens met mij over kon komen praten, over dat meisje waar ze geen vat op had. Maartje, het betreffende dochtertje, deed gewoon waar ze zelf zin in had, zo legde de moeder uit. Het meisje werkte niet mee, ze trok zich niets aan van haar moeders lieve of boze woorden, en er ging geen dag voorbij zonder ruzie.
Een week later zit Nicole voor het eerst tegenover me aan een kopje thee. Er is maar weinig aanmoediging nodig om haar te laten vertellen. Over hoe dwars Maartje is, en hoe dat haarzelf als moeder steeds weer onderuit haalt. ´Dat is toch niet normaal´ zegt ze tenslotte met een diepe zucht. Tja, normaal… aarzel ik terwijl ik me afvraag welke weg ik in wil slaan in dit gesprek. Gaat het hier om een moeder die baat heeft bij mijn begeleiding of is er sprake van een kind dat meer specialistische hulp nodig heeft? Ik vraag nog wat door, over school – zijn daar ook problemen rondom Maartje – en over het contact tussen pappa en dochter. Dat laatste roept emotie op. Nicole´s man blijkt nergens last van te hebben; wanneer hij thuis is, is er niets aan de hand, Maartje en hij lijken het prima samen te kunnen vinden.
En dat steekt, zo merk ik. Natuurlijk steekt dat. Deze mamma blijkt het grootste deel van de zorg voor de drie kinderen op haar bordje te hebben liggen. Pappa is een weekendpappa, een lieve betrokken weekendpappa, die zijn dochter optilt en in de lucht gooit. Die met haar naar het zwembad gaat en haar leert fietsen zonder zijwieltjes. Met hem heeft de dagelijkse gang van zaken rondom tandenpoetsen en aankleden een totaal andere kwaliteit dan bij mamma: in het weekend is er geen haast en dan is het makkelijk om van alle taken een spelletje te maken. Dat vinden kinderen leuk, dan krijg je ze wel mee. En zo wordt pappa de koning van de leuke dingen terwijl mamma de koningin is van de planning en de regels.
En Maartje? Maartje komt in opstand. Met al haar machteloze kleuterkracht speelt ze haar ouders tegen elkaar uit. Mamma krijgt de boze buien en pappa krijgt de zoentjes. En daar voelt mamma zich natuurlijk niet lekker over, ze wordt streng en chagrijnig terwijl pappa als compensatie extra lief doet tegen Maartje, zijn kleine prinsesje…
Het plaatje wordt me inmiddels een stuk duidelijker. Niet Maartje is het probleem, maar haar ouders en hun communicatie. Ik zie voor me hoe de koning en de koningin elkaar langzaamaan kwijt zullen raken als ze er niet in slagen om met elkaar in gesprek te komen over de consequenties van hun taakverdeling. Het gaat dan enerzijds over een feitelijke taakverdeling: jij werkt zoveel uur, en ik zoveel uur, en jij doet dit en ik doe dat. Maar er is ook een ander soort taakverdeling, en die is veel lastiger om bespreekbaar te maken: Geven we samen vorm aan de gang van zaken in het gezin of doe jij jouw ding en ik het mijne? En, nog lastiger om naar te kijken: voel ik me zelf verantwoordelijk voor hoe het gaat of zie ik mezelf als slachtoffer van de situatie? Oei, wat ken ik dit zelf goed, dit delicate proces…
Nicole heeft er totaal geen zin in om hier naar te kijken. Ik kan me dat helemaal voorstellen, maar ik zie geen andere weg voor haar. ´Weet je,´ zeg ik terwijl ze stuurs voor zich uitkijkt. ´Er zijn zoveel ouders die hiermee worstelen, maar vaak blijft het onder de oppervlakte. Bij jullie wordt het zichtbaar, doordat jullie dochter zo heftig reageert. Maartje voelt aan dat er iets niet klopt, en daarom doet ze wat ze doet.´ We spreken af dat Nicole eerst eens alles laat bezinken wat er besproken is, en pas dan hoeft ze te besluiten of ze een nieuwe afspraak met mij wil maken. Alleen of samen met haar man.
Als ze even later in haar autootje wegrijdt stuur ik een snelle zegenwens de kosmos in. Voor Maartje, het dappere prinsesje dat een paleisrevolutie heeft ontketend.
Dit stukje is geschreven met toestemming van Nicole. De namen van moeder en dochter zijn niet hun echte namen.
Wil je elke zes weken kosteloos een nieuwe column in je mailbox ontvangen?
Je kunt je AANMELDEN voor een abonnement.
Blauwe maandag
Half negen in de ochtend. Voor het raam van mijn woonkamer speelt zich een adembenemend schouwspel af. De opkomende zon geeft een oranje gloed aan de met rijp bedekte velden. Ik kan mijn ogen niet geloven.. zo mooi. Twee maanden woon ik nu hier – als het ware midden in een natuurfilm – wat ben ik een ongelooflijke bofkont.
De ochtendkrant geeft een totaal andere visie op het leven. “Blue Monday” schijnt het vandaag te zijn, de derde maandag van januari, de meest sombere dag van het jaar… met nog eindeloos veel dagen te gaan voor het lente wordt, terwijl de goede voornemens al stukgelopen zijn op de eerste drie weken van het nieuwe jaar. En daar worden we met zijn allen dus depri van, zo lees ik.
Ik ben er even stil van. Eén maandag per jaar om ons collectief rot te voelen… Zou de gemiddelde moeder – zelfs zij die zielsveel van haar kinderen houdt – aan één dag genoeg hebben om daar alle stress en onvrede van een heel jaar in te proppen?
Want dat er stress en onvrede bestaat in moederland is een gegeven. De ene moeder lijdt aan tepelkloven en de ander heeft een niet meer weg te sporten mammabuikje. De een is constant moe en de ander heeft te weinig geld. De een krijgt een miskraam en de ander blijkt tot haar schrik alweer zwanger te zijn. De ene wordt gek van haar partner en de ander heeft alleen maar een onmogelijke ex. Dag in dag uit.Veeleisende werkgevers die geen begrip hebben voor een ziek kind, het onderwijs met zijn idiote schooltijden, de TV reclames die onze kinderen aanzetten tot consumentisme, de politiek die de noden van moeders niet serieus neemt – daar valt toch niet tegenop te balen op die ene blue monday?
En dan heb ik het nog niet eens gehad over het leed dat wij moeders onszelf aandoen. De terreur die we onszelf opleggen ten aanzien van het perfecte leven dat we willen leiden. Met onze perfecte mannen en onze onberispelijk leuke kinderen.
Ik zal zo langzamerhand mijn punt wel duidelijk gemaakt hebben: het dagelijks leven is niet alleen maar rozengeur en maneschijn. We zitten nu eenmaal in die moedertrein waar we niet zomaar uit kunnen stappen. We reizen voort, dag in dag uit, met alle lusten en lasten van dien. Soms genieten we van de rit en soms verlangen we hartstochtelijk naar buiten waar alles mooier en beter is.
En toch, op een doodgewone doordeweekse middag kan zich een nieuwe gedachte aandienen. Zomaar uit het niets danst hij door je hoofd: ‘misschien is het toch anders …’ Verder niks. Geen grootse plannen om een beter leven te creëren. Geen goede voornemens. Alleen maar dat ene zinnetje beginnend met het hoopvolle woord ‘misschien’. ‘Misschien is het anders dan ik dacht – minder zwart, minder hard, minder vastomlijnd’. ‘Belachelijke gedachte’ snoeft de perfectionistische kant in jezelf ogenblikkelijk terug in een poging om alles bij het oude te houden. Maar ja, de hoopvolle gedachte heeft zich nu eenmaal aangediend en ze zal vaker van zich laten horen.‘Zou ik misschien niet toch wat meer rust kunnen nemen?’ of ‘waarom trek ik het me eigenlijk zo aan dat mijn kinderen ruzie maken?’
Er is heel veel waar we niks aan kunnen veranderen. Maar we kunnen vaak wel anders leren kijken naar onze situatie. Waarom zouden we ons mammabuikje niet omarmen als de zetel van onze moederlijke zachtheid? En waarom zouden we niet een beetje meer ontspannen in het gezinsleven – moet het echt allemaal zo perfect? Zijn die dure kinderschoentjes echt nodig? Maakt het ons of onze kinderen echt gelukkiger? En waarom moeten we ons zo nodig vergelijken met andere vrouwen?
Veel moeders willen een perfect leven en stellen daarom waanzinnige eisen aan zichzelf. De neiging om op alle fronten perfect te willen zijn kom ik heel veel tegen in mijn praktijk. Zelf heb ik er in mijn moederende jaren bijzonder veel last van gehad en nog steeds is het een issue voor mij. Het is niet makkelijk om diepgewortelde overtuigingen stap voor stap los te laten.
Toch valt het te leren. Door onderscheid te maken tussen hoofdzaken en bijzaken. En geloof me, er bestaan in het leven maar een paar hoofdzaken en voor de rest zijn het bijzaken waar we ons onnodig druk om maken. Ze blijken rustig losgelaten te kunnen worden zonder dat de wereld vergaat. Wat over blijft is het leven zelf, met zijn ups en downs waarmee we ons kunnen leren verhouden. Wat een ontdekking. Wat een vrijheid. Ons hele bestaan teruggebracht tot de essentie. En dan? Ja dan zou het me niks verbazen als we uiteindelijk genoeg hebben aan één Blue Monday per jaar. Laten we die om onszelf te eren dan maar Blue ‘Mom’day noemen.
Wil je elke zes weken kosteloos een nieuwe column in je mailbox ontvangen?
Je kunt je AANMELDEN voor een abonnement.
Brein op drift
Een verregende zomer op een camping. Klam beddengoed, natte kleren, modder in de tent en kinderen die elkaar om het minste in de haren vliegen. Elke ochtend begint met hetzelfde dilemma: hoe gaan we deze dag een beetje leuk doorkomen? Gaan we naar het zoveelste museum waar de kinderen niks aan vinden? Of naar de plaatselijke horeca met die bittere koffie? Of toch maar wachten of het niet een beetje op gaat klaren…
De moeder die bij mij op de bank zit voelt zich na drie weken vakantie eerder uitgeblust dan uitgerust. Aanvankelijk beschrijft ze het allemaal nog met droge humor: de puinhoop in de tent en de irritaties tussen haar en haar echtgenoot. Om aan het eind van haar verhaal te concluderen dat zij er zelf niet veel van gebakken heeft deze zomer. Waarom lukte het haar niet om het leuk te hebben? Andere gezinnen wisten zich toch ook te vermaken met puzzels en spelletjes…. Die gingen er zelfs in de stortregen op uit met laarzen en regenpakken aan. Waarom kreeg zij dat niet voor elkaar? Ze kan maar één antwoord bedenken: eigenlijk is ze toch maar een waardeloze moeder…
Dit proces – en dan heb ik het niet over de regen – is een herkenbare moedervalkuil.
Het gaat ongeveer zo.
Fase 1.Er dreigt iets grondig verkeerd te gaan.
Fase 2.Het moederbrein schiet in de crisismodus.
Fase 3.Moeder pompt grote hoeveelheden extra energie in crisisbestrijding, zodat de machine blijft lopen en niemand te kort komt.
Fase 4.Blik op oneindig, niet opgeven, nog even een tandje bijzetten…
Fase 5.Moe en somber: ‘niemand houdt van mij…’
Fase 6.Herhaling van Fase 3, 4 en 5.
Fase 7.De finale. Het is achter de rug. De vakantie is voorbij, of de regen houdt op. De verbouwing is klaar of de schoonouders zijn weer vertrokken. De adrenaline kan weer zakken naar het niveau van voor de crisis. Voor het moederbrein is dat hét moment voor een genadeloze terugblik. Ben ik toen die ene keer niet veel te hard uitgevallen tegen de jongste? En had ik niet eerder moeten ingrijpen bij dat voorval dat later zo vreselijk uit de hand liep? Is het niet allemaal mijn schuld…?
Gelukkig zijn er vriendinnen of liefdevolle partners die het daar niet mee eens zijn. En niet te vergeten de kinderen, zij vinden hun moeder (meestal) helemaal goed zoals ze is. Fase 8 blijkt aangebroken te zijn, de herstelfase, de heling. Soms gaat dat makkelijk en van zelf. Op andere momenten vraagt het tijd en extra aandacht om weer de happy mom te worden die elke moeder wil zijn.
Niet alle moeders zijn gevoelig voor de scenario’s die ik hier beschreven heb. Blijkbaar zijn we niet allemaal op dezelfde manier geprogrammeerd.
Wanneer jij jezelf erin herkent dan hoop ik dat die herkenning een glimlach bij je oproept. Dat het je helpt om te relativeren: jij bent namelijk niet de enige met een moederbrein dat soms op drift raakt!
De moeder van de verregende vakantie is tot de slotsom gekomen dat haar schuldgevoel ook maar een idee is, een mentale constructie. Dat ze er net zo goed zelf voor kan kiezen om dat idee achter zich te laten.
Met een zucht van opluchting verklaart ze “ik ben ook maar een mens”. En daarmee breekt de zon door.
Wil je elke zes weken kosteloos een nieuwe column in je mailbox ontvangen?
Je kunt je AANMELDEN voor een abonnement.
Juf Klaartje
De regen valt met bakken uit de hemel. Mijn fiets maakt slurpende geluiden als ik door een plas rijd en langs de naden van mijn regenpak beginnen de eerste koude staaltjes water naar binnen te kruipen. Op de hoek van de straat tegenover een school zie ik een bus. “Groep 2 op kamp” staat er met dikke rode letters op een van de ramen geplakt. Een groepje natte mensen staat te kleumen onder een zee van paraplu’s. Schoolreis. Ik heb hier niets te zoeken bij deze school waar ik toevallig langs fiets. Dit zijn onbekende kinderen met hun onbekende ouders. De onbekende kinderen zitten al in de bus, kleine koppies tegen de ramen aangedrukt. Moeders en vaders en andere dappere zwaaiers hebben zich strategisch opgesteld. Onbekend, en toch zo bekend. Tussen de paraplu’s staan een paar meisjes met een spandoek: “Dag klas van juf Klaartje”. Terwijl ik verder fiets door de regen die niet van ophouden lijkt te weten vandaag zie ik in gedachten beelden voor me van juf Klaartje met dertig verregende kleuters. Ik ben blij dat ik niet mee hoef op kamp.
Schoolreisjes bestaan al langer dan ik zelf. De rugzakjes met krentenbollen, de bus, het snoep, het zwaaien. Het is deel geworden van ons cultureel erfgoed. Oorspronkelijk, halverwege de vorige eeuw, was het schoolreisje voor veel kinderen hét uitje van het jaar. Met de meester een dagje naar de speeltuin, je kreeg een ijsje en ranja. Op sommige scholen werd er het hele jaar voor gespaard, dubbeltje voor dubbeltje. Later werden het pretparken en zwemparadijzen waar de bussen naar toe reden. En nog weer later kwam het meerdaagse schoolreisje in beeld. Mijn kinderen gingen naar een scoutinghuisje in het bos of naar een kampeerboerderij op Vlieland. Er moest een slaapzak mee en een zaklantaarn. En laarzen maar ook zwemspullen. Drie of vier ouders mochten mee om te koken: macaroni of pannenkoeken. En in de bus werden er steevast een of twee kinderen misselijk.
Het waren hoogtepunten van het jaar, het was spannend en enerverend, ook voor mij als moeder. Na een paar dagen kwamen ze doodop weer thuis met zand in hun haar en een gescheurde jas. Soms kreeg ik kleurrijke verhalen te horen over het keten, het nachtspel en de bonte avond. Vaak ook moest ik het doen met één enkel woordje: leuk.
En toen opeens zaten ze op de middelbare school. Daar golden andere wetten, ook op dit gebied. Het schoolreisje heette nu werkweek of excursie, en de bestemmingen logen er niet om. In het beste geval was het Athene, Rome, Berlijn of Polen. En wie pech had ging dit jaar alleen maar twee dagen naar Parijs. De hoeveelheid snoep voor onderweg had ik niet meer in de hand. Zoals ik wel meer niet in de hand had. Achteraf hoorde ik de verhalen, en veel hoorde ik waarschijnlijk ook niet. Zo gaat dat. Loslaten is een geleidelijk proces, waarin de kinderen de leiding nemen.
Voor ik het goed en wel in de gaten had was ik weer een fase verder. Beide kinderen vlogen het ouderlijk huis uit, eerst de een en een paar jaar later de tweede. Ze komen nog geregeld even aanwaaien, vaak om een vorkje mee te prikken of om de auto te lenen. Dit jaar vliegen ze allebei een flink stuk van de wereld over om elders langere tijd te verblijven voor studie en werk. Ja, dat vind ik toch best spannend. Maar vooral ben ik blij voor ze en trots dat ze het kunnen. En ik ben blij voor mezelf en trots dat ik het kan. Ik heb een jarenlange training achter de rug. Uitzwaaien en loslaten. Met dank aan al die collega’s – door de jaren heen – van juf Klaartje.
Wil je elke zes weken kosteloos een nieuwe column in je mailbox ontvangen?
Je kunt je AANMELDEN voor een abonnement.
Pocahontas
Welke moeder krijgt dat cliché niet te horen: “geniet er maar van, want voor je het weet zijn ze groot.” Natuurlijk wil je genieten van je kinderen, en natuurlijk weet je wel dat niets eeuwigdurend is. Dus je knikt vriendelijk en beaamt dat het allemaal geweldig is, en dat je erg gelukkig bent. Maar om nou meteen te geloven dat jouw kleine knuffeltoetje in no time groot zal zijn, nee, daar ga je niet in mee.
Sterker nog: soms duurt een dag eindeloos, zeker als je kind tandjes krijgt en huilerig is. Of als je een regenachtige middag door moet zien te komen met een opstandige peuter.
Toen ik achter buggy’s en driewielertjes liep kon ik het mij niet voorstellen dat er al zo snel eindexamens en rijbewijzen gehaald zouden gaan worden. En toch is dat hoe het is. De tijd vliegt en wij vliegen met haar mee. En al vliegend blijkt dat alles aan een stuk door verandert. Negen maanden lang viel je lichaam samen met dat groeiende wezentje in je, en toen opeens was je los van elkaar. Nog steeds heel sterk verbonden, maar toch ook los.
En het veranderen ging en gaat door: steeds weer nieuwe ontwikkelingen waarbij het oude plaatsmaakt voor het nieuwe: het zuigen, het verwonderde kijken en het eerste lachje, het tandeloze mondje … alles is tijdelijk. Steeds moet je weer afscheid nemen van oude vormen waaraan je gewend of gehecht was geraakt.
De laatste keer borstvoeding, afscheid van de crèche, de eerste keer uit logeren, en al die andere grote en kleine momenten. De ene moeder doorstaat ze stoer en onaangedaan, de andere snottert er lustig op los. Om de pijn te verzachten koesteren we onze stapels foto’s en video’s, onze mappen met kinderfrutsels en al die andere tastbare herinneringen.
Zo vind ik in een kast die oude – muf ruikende – tas met verkleedkleren. Jaren geleden had ik ze al op willen ruimen, maar daar had ik destijds nog niet genoeg doortastendheid voor.
‘Die rommel kan nu wel weg’, besluit ik ferm, en ik strooi de inhoud van de tas over de vloer. Bovenop het konijnenpak en het goocheljasje ligt de groene pruik waarmee mijn zoon zijn eerste carnaval op de kleuterschool vierde. En ach, daar is dat indianenjurkje waarin mijn dochter Pocahontas werd, compleet met mini-outfit voor haar pop… dagenlang had ik daarvoor zitten zwoegen achter de naaimachine met een veel te moeilijk patroon uit de Libelle. Hier blijkt opeens de hele basisschooltijd aan mijn voeten te liggen in de vorm van koksmutsen en clownspakjes, professorhoeden en een behoorlijke collectie prinsessenjurken.
Omdat ik mij aan het voorbereiden ben op een verhuizing is de tijd van het Grote Weggooien aangebroken. Maar hoe confronterend is dat… en hoe verleidelijk om de hele opgebouwde verzameling maar weer vrolijk mee te slepen naar de volgende stek.
Daar staat tegenover dat het zo heerlijk schoon voelt als er weer iets in de vuilnisbak belandt. Of als er een grote zak afgedankte kleding in zo’n groene bak gekiept mag worden. Een no-nonsense vrouw heeft ten slotte geen last van nostalgie en dergelijke onzin. Mijn eigen Pocahontas is inmiddels een studente van twintig… En zouden die eventueel toekomstige kleinkinderen zich nou echt bekommeren om een indianenjurkje?
En zo laat ik ze dan toch los, die oude verkleedkleren waar al tijden niemand meer naar omgekeken heeft. En ik verwonder me.
Over hoe zo’n tas met ongebruikte spullen daar jarenlang ruimte staat in te nemen in mijn kast. En over loslaten, hoezeer dat altijd opnieuw een beetje angstig is. Daar zit je dan opeens met je lege plek, dat stuk oningevulde ruimte. Je kunt je niet voorstellen dat er iets nieuws zal komen, een nieuwe fase om je weer net zo intensief mee te verbinden. Wanneer dat dan toch zo blijkt te zijn dan kijk je glimlachend terug: ach ja, zó was het toen. En het was goed.
Wil je elke zes weken kosteloos een nieuwe column in je mailbox ontvangen?
Je kunt je AANMELDEN voor een abonnement.