De supermarkt is de plek bij uitstek om je mamma uit te testen. Als je tenminste een pittig dwars peutertje bent. Nee, zegt mamma, die smeerkaas vind jij niet lekker, die koop ik niet meer. Kijk, daar ligt de worst, dat is lekker voor op brood. En nu naar de appeltjes, en de luiers en de zeep. Deze zeep is niet goed, we moeten die blauwe fles hebben. En daar mag je niet aankomen, dan wordt de meneer van de winkel boos.
Klein als je bent heb je nog niet de vocabulaire om te zeggen: Niks mee te maken. Ik vond gisteren die smeerkaas niet lekker, maar nu wel. Dus kom op, in die mand ermee. Je woordenschat gaat nog niet veel verder dan ‘nee’ en ‘zelluf doen’. Dat is lastig, want die woordjes zullen niet leiden tot het nu zo felbegeerde gouden doosje smeerkaas. Dus wat doe je dan? Juist ja. Je pakt dat leuke doosje en smijt het in de mand. Ziezo, die zit, mijn punt is gemaakt. Totdat je mamma, die ook niet helemaal van gisteren is, jouw trofee weer terugzet op het schap. Haar gezicht is opeens niet zo lief meer als anders, en haar stem klinkt hard en strak. Helemaal niet leuk vind je dat, je word er bang van, en verdrietig en boos: het lijkt wel alsof je hier helemaal alleen bent met een buik vol krioelende gevoelens.
En ja hoor, daar heb je het al. Daar komt een golf van geluid uit je mond, en er stromen traantjes uit je ogen. Je neus zit vol snot, maar mamma doet niets anders dan aan je trekken. Hoe kan dat nou? Ze moet je toch troosten en gerust stellen? Waar is die lieve mamma gebleven die jou altijd zo fijn vasthoudt? Dit is te erg, je beentjes kunnen je op deze manier niet meer dragen, je stort op de grond. Het geluid dat uit je komt is nu enorm, zit er soms een monster in je dat naar buiten wil? Heel erg warm krijg je het ervan, het is hard werken om een monster los te laten. Maar het moet gebeuren: dat monster kun je niet langer tegenhouden, je bent ten slotte pas twee. Dus laat maar gaan dan, het lucht ook wel op. Heel in de verte hoor je mamma’s stem; het is de boze stem, niet de lieve stem. Ze wil dat je opstaat, maar dat kan je niet. De lieve stem moet eerst terug komen. Gelukkig gaat mamma nu niet weg, liever de boze stem dan helemaal geen mamma.
Ze tilt je op, eindelijk, na alles wat je meegemaakt hebt met dat monster. Doodmoe ben je ervan, je wil je warme wangetje tegen mamma aanleggen. En naar huis, en daar lekker roosvicee drinken met je knuffel in je armpjes. Vandaag heb je een heldendaad verricht. Je hebt gevochten met een monster en mamma heeft je toch weer mee naar huis genomen.
En hoe is het intussen met mamma?
Mamma heeft het ook erg warm gekregen. Zeg maar gerust dat het zweet haar uitbreekt. Ze wil maar één ding: dat deze scène zo snel mogelijk ophoudt. En dan naar huis, weg van de onheilsplek waar ze aangestaard lijkt te worden door winkelpersoneel en ouders met extreem gedweeë kinderen.
Wat ze doet om haar gillende peuter in bedwang te krijgen hangt af van haar achtergrond en inzicht. De wat meer naïeve mamma zal in haar stress alsnog met het felbegeerde doosje smeerkaas haar kind proberen te sussen: nou vooruit, dan nemen we het voor een keertje toch, maar dan moet je nu wel rustig worden… Of ze komt met een andere belofte. De boodschap aan haar kind is dan deze: zodra jij flink driftig wordt, doe ik wat jij wil. Een andere naïeve variant is dreigen: als je nu niet meekomt mag jij niet mee naar oma vanmiddag… Een kind dat flink over de rooie is, zal niet onder de indruk zijn van dit dreigement. Vervolgens zit mamma dan in een lastig parket: ze kan zelf ook niet naar oma als ze haar kleine driftkikkertje thuis moet laten. Ze zal, als het eenmaal zover is, haar dreigement zogenaamd vergeten zijn. En haar kind begrijpt daarmee dat zulke opmerkingen altijd loos alarm zijn.
Naast de naïeve mamma heb je de mamma die de vakliteratuur gelezen heeft. Zij wil vooral niet in bovenstaande valkuilen trappen. Haar kotertje kan nog zoveel stampij maken, mamma geeft geen krimp. Onverstoorbaar loopt ze door met haar winkelmand, eventuele blikken van anderen negerend. Uiteindelijk zal kindlief eieren voor zijn geld kiezen en haar huilend achterna komen rennen. Daarmee krijgt het supermarkt drama geen kans om een vast patroon te worden: mamma wint altijd.
Fijn gevoel voor deze mamma? Misschien. Toch mist ze ook ergens de boot. Het woedende peutertje heeft behoefte aan steun en troost: goh, ben je zo boos… nou ik zie het en ik blijf bij je …
Onlangs zag ik in de supermarkt een mamma van deze derde soort. Haar dochtertje huilde luid en hartstochtelijk omdat ze iets niet kreeg. De mamma bleef met haar staan, ze zei niks, en streelde de traantjes weg, minutenlang. Het deed me goed om naar hen beiden te kijken. Dit meisje mocht zo duidelijk zijn wie en hoe ze was. Ze had een mamma die daar niet van schrok, die zich er niet voor schaamde. Zo hoefde er in dit peuterconflict geen winnaar te zijn en geen verliezer. Er was geen macht en geen onmacht. Er was alleen samen, en dat was prachtig om te zien.
Wil je elke zes weken kosteloos een nieuwe column in je mailbox ontvangen?
Je kunt je AANMELDEN voor een abonnement.