In de natuurwinkel kom ik haar tegen: de moeder van Esmee. Onze dochters zaten destijds bij elkaar in de klas, meer dan tien jaar geleden. We maken een praatje, voorzichtig, omzichtig bijna.
Hoe gaat het? En met Esmee? Ja, goed, heel goed; ze studeert in Leuven en heeft net haar rijbewijs gehaald. Ah, wat fijn, ja, met mij ook goed, ja en met dochter ook. Heel goed, ja, dank je, nee, we wonen hier niet meer, nee, ze zit niet meer op pianoles, nee zoonlief ook niet, ja, klopt, daar ben ik ook blij om…. klets klets klets…. ja die heb ik nog wel eens gezien, die heeft de sportacademie gedaan… nee, …klets…die niet, ja, zeker, dat vond ik ook zo’n leuk meisje….klets klets…
Vijf beleefde minuten later vervolg ik mijn route langs de bleekselderij en het speltbrood via de shampoo naar de kassa. En dan sta ik buiten en ik baal van mezelf. Waarom doe ik dit? Wat ben ik voor moedercoach als ik in mijn eigen omgeving de moeilijke onderwerpen uit de weg ga…?
Esmee met haar mooie donkere ogen was het meisje dat in groep zes vertrok naar een andere school, het was een pijnlijke episode. Esmee werd dat jaar gepest. Of eigenlijk viel ze buiten de groep: de meisjes die voorheen haar vriendinnetjes waren lieten haar opeens links liggen. Dat moet verschrikkelijk zijn voor een kind. In haar ontreddering klampte Esmee zich vast aan een of twee klasgenootjes die zich vervolgens zo geclaimd gingen voelen dat ze Esmee ook gingen mijden. Daarmee was de cirkel rond, Esmee werd een soort outcast. En we weten allemaal: dit soort ervaringen heeft grote invloed op kinderen, tot ver in de volwassenheid toe. De vader en moeder van Esmee waren gealarmeerd, en deden hun beklag bij de leerkracht en de schoolleiding. Toen de situatie niet veranderde stapten ze op de ouders van de vriendinnetjes af. Het conflict van de kinderen werd een conflict tussen de ouders, en de sfeer werd daar niet beter op.
Tegenwoordig hanteren de meeste scholen een anti-pestprotocol, een soort spelregels ten aanzien van de problematiek rondom pesten. Dat systeem zal zeker niet zaligmakend zijn, er worden ten slotte nog steeds kinderen gepest, maar het geeft wel aan dat er groot belang toegekend wordt aan het terugdringen van pestgedrag. Een anti-pestprotocol geeft leerkrachten, leerlingen en ouders duidelijkheid over welke stappen er door wie genomen moeten worden en in welke volgorde. Destijds, eind jaren negentig, moest een leerkracht in zulke situaties zelf oplossingen zoeken, en de betreffende kinderen en hun ouders moesten afwachten wat er van kwam.
Moeders of vaders van wie een kind het moeilijk heeft met andere kinderen lijden daar meestal erg onder. Wanneer ik in mijn praktijk met dit thema te maken krijg dan zie ik altijd een moeder met veel pijn en vaak ook boosheid. Wanneer die moeder een makkelijke huiler is, dan heeft zij maar weinig aanmoediging nodig om de sluizen open te zetten. De hele stroom ellende komt eruit, en dat lucht op, heerlijk. Er zijn ook moeders die geleerd hebben flink te zijn, en zich te verzetten tegen de pijn, de tranen, de wanhoop. Voor hen is er wat meer tijd nodig om zich veilig te voelen en de beschermlaagjes te laten smelten. Een teer en delicaat proces.
Vaak is het zinvol om met een moeder stil te staan bij de tranen die zij nooit heeft kunnen huilen toen ze zelf kind was. Pijnlijke ervaringen van vroeger, diep weggestopt. Die ervaringen kunnen lijken op wat hun zoon of dochter nu meemaakt. “Hoe was het toen jij tien was?” vraag ik dan. “Wie waren jouw vriendinnetjes?”
Het hoeven niet altijd de grote gebeurtenissen te zijn die resoneren met de pijn van onze kinderen. Soms was het een eenmalige kwetsende ervaring waar we ons geen raad mee wisten toen we klein waren. Of een moment van afwijzing en eenzaamheid. In onze kinderlijke onschuld besloten we destijds dat we dit niet mochten voelen, we konden het ons domweg niet permitteren. Als kleine struisvogels dachten we dat het probleem voorbij was als we er niet naar hoefden te kijken. En zo was het ook, althans voor dat moment. De pijn werd goed verpakt en diep weggestopt: Ziezo, daar ben ik gelukkig vanaf…
Jaren later worden we geconfronteerd met de pijn van onze kinderen en dan gebeurt er iets. Die oude onverteerde ervaring is dan wel begraven, maar er blijkt nog wel degelijk leven in te zitten… Het hele pakketje komt in beweging, gaat opspelen, en zorgt ervoor dat we onbewust toen en nu ervaren als één cluster, één brok beangstigende pijnlijkheid. En dat kan heftig zijn. Het is dan ook niet makkelijk om je eraan over te geven, je niet meer te verzetten, gewoon maar te voelen wat er te voelen is. Toch is juist dat dé manier om de pijn te helen, bij mijn weten de enige manier: loslaten, meestromen met de loop der gebeurtenissen, en vertrouwen dat je er heus niet aan ten onder zal gaan. Diep ademhalen en steun vragen aan de mensen van wie je houdt.
En net zoals een storm uiteindelijk altijd weer een keer gaat liggen, zo gaat dat ook bij een gevoelsstorm. Op enig moment komt de heftigheid weer tot rust, je kijkt eens goed om je heen en je merkt dat de wereld niet is vergaan.
En dan komt het mooiste nog. Want hoe kwam het ook alweer dat je hier in terecht kwam, in deze orkaan? Ja, doordat het onverdraaglijk is om je kind zo te zien lijden. Er werd iets aangeraakt in jou zelf, en je hebt met de moed der wanhoop durven kijken naar wat dat was. Daarmee heb je iets geheeld voor jezelf, en, hoe wonderbaarlijk dat ook is, ook voor je kind. Vraag me niet hoe dat kan, want ik kan het antwoord niet geven. Ik kan alleen vertellen dat het zo werkt: waar een oude pijn wordt opgelost in de moeder, verschuift ook het hele krachtenveld waarin haar kind zich bevindt. Voor mij is dit een van de indrukwekkendste aspecten van het werken met moeders: op zielsniveau is de verbinding tussen moeder en kind zo krachtig dat alles mogelijk is.
Hieraan denk ik wanneer ik met mijn twee volle tassen boodschappen naar huis rijd.
Ik denk na over Esmee en over haar moeder. Wat had ik willen zeggen daar tussen de aardappels en de kroppen sla? Ik weet het niet. Ik weet alleen dat het me niet lekker zit, net zoals het me toen niet lekker zat. Mijn eigen onvermogen is dat, en daar ben ik op zijn zachtst gezegd nooit fan van geweest… Ook toen niet, toen heb ik het helemaal niet willen voelen, hup,weg ermee… de volwassen versie van die struisvogel woont blijkbaar af en toe nog steeds in mij! Vandaag sta ik mezelf het onbehaaglijke gevoel toe: mijn onvermogen, het stroomt als een slijmerig beest door me heen, drie, vier minuten lang. Dan is het voorbij, en zo erg was het nou eerlijk gezegd ook weer niet. Ik moet glimlachen. Op een onverklaarbare manier voel ik me opeens verbonden met Esmee, haar moeder en eigenlijk met ons allemaal.
Wil je elke zes weken kosteloos een nieuwe column in je mailbox ontvangen?
Je kunt je AANMELDEN voor een abonnement.