In een hoekje van het schoolplein lag kaal en bloot een levenloos vogeltje. Piepklein was het, niet groter dan een lucifer. Geschrokken bogen we ons over hem heen, mijn twee vriendinnetjes en ik. Wat zielig, zó klein en dan al dood… De juf werd erbij gehaald. Ja, bevestigde ze, deze vogelbaby was dood gegaan. En we mochten een doosje gaan zoeken in de handarbeidkast. Dan mochten we het vogeltje voorzichtig met een stokje oprapen en in het doosje leggen. Zo konden we het begraven tussen de struiken.
Ik was vijf en het was mijn eerste bewuste kennismaking met de dood. Spannend was het, en een beetje griezelig ook, en het maakte mij en mijn vriendinnetjes tot heuse helden die dag.
Een paar weken later besloten we om ons vogeltje op te graven om eens te kijken hoe het met hem was. We wisten best dat juf dat niet goed zou vinden, maar ja, je bent klein en je wil wat… Zenuwachtig giechelend woelden we de aarde los daar tussen de bosjes op het schoolplein. Kijk, daar was het doosje al, het was zacht geworden en vochtig. Het vogeltje leek nu op een bergje snot en het stonk. Ik moest kokhalzen. Snel smeten we het doosje terug, hup, zand erover en wegwezen.
Niet lang daarna kreeg ik opnieuw te maken met de dood. Mijn buurmeisje was rooms katholiek. Ik had bij haar thuis de kruisjes aan de muur al vaak gezien. ‘Kijk, dat is Jezus’ vertelde haar moeder op een ochtend terwijl ze het kruisbeeldje vóór ons op tafel legde waar wij onze limonade dronken. Het was de vrijdag voor Pasen. ‘Slechte mannen hebben hem vastgespijkerd. En toen is hij dood gegaan.’ Ik was verbijsterd. Ik kende Jezus vooral als een baby in een kribje, geboren op aard. Deze versie van het verhaal had ik nog niet eerder gehoord, wat een verschrikking. Die avond in bed huilde ik tranen met tuiten om de bloedende man die zo’n pijn had. ‘Ach, dat is al zo lang geleden…’ probeerde mijn moeder mij te troosten; ‘het is maar een verhaal…’ Maar ik liet me niets meer wijsmaken. Hier was iets heel ergs aan de hand en niemand deed er iets aan. Later die avond, na veel vruchteloze troostpogingen van mijn moeder kwam mijn vader op de rand van het bed zitten. Hij zag er een beetje ontredderd uit, ook al kende ik dat woord toen nog niet. Mijn vader was niet zo’n prater als het op gevoelens aankwam. Over God en de hemel wist hij ook niet alles zeker, zei hij, zijn woorden voorzichtig wegend. ‘Maar sommige mensen zeggen dat Jezus weer opgestaan is uit de dood’. En dat vond mijn vader wel een troostrijke gedachte. Ik weet niet meer of er nog meer gezegd is door hem of door mij op dat moment. Maar ik herinner me nog wel het gevoel van hoop en opluchting dat zijn perspectief mij gaf. En dat ik mij weer veilig genoeg wist om te gaan slapen.
Dit alles speelde zich heel wat jaren geleden af, maar het thema is van alle tijden.
Elke volwassene die nu pappa of mamma is, was zelf eens een kind dat voor het eerst in aanraking kwam met de dood. Alle kinderen krijgen vroeg of laat met dit indringende thema te maken en jonge kinderen reageren er aanvankelijk nog puur en onbevangen op. Misschien kun jij je nog herinneren hoe het voor jou was vroeger toen de poes van de buren dood in een kartonnen doos lag. Of hoe jij je voelde toen iedereen zwarte kleren droeg omdat opa doodgegaan was. En dat je vader huilde. Misschien moest je hard lachen om het dode lichaam van je opa in die houten kist, want zijn mond hing zo raar. En als de grote mensen daar geschokt op reageerden destijds dan ben je toen als klein meisje of klein jongetje vermoedelijk erg geschrokken. Misschien is het daarom dat je sindsdien altijd een rotgevoel krijgt als iemand iets zegt over doodgaan.
Het is niet het sterfgeval in de familie wat voor de kinderen erg is, maar meer de sfeer eromheen: dat pappa en mamma stil en teruggetrokken zijn, of dat ze manmoedig hun tranen verbijten. Dat is beangstigend want dat kan een kind niet begrijpen.
Je kunt het ook van de andere kant bekijken: kinderen kunnen verdrietige, ingrijpende en schokkende ervaringen op zich best aan. Als ze maar geholpen worden om het gebeuren een plekje te geven. Door erover te praten of samen een tekening te maken over wat ze meegemaakt hebben en hoe ze dat hebben beleefd. In plaats van een verwerpelijke ervaring kan zo’n situatie dan juist een bijdrage worden aan een stevige basis om het leven aan te kunnen.
En dat is toch wat vaders en moeders hun kinderen toewensen.
Wil je elke zes weken kosteloos een nieuwe column in je mailbox ontvangen?
Je kunt je AANMELDEN voor een abonnement.