Welke moeder krijgt dat cliché niet te horen: “geniet er maar van, want voor je het weet zijn ze groot.” Natuurlijk wil je genieten van je kinderen, en natuurlijk weet je wel dat niets eeuwigdurend is. Dus je knikt vriendelijk en beaamt dat het allemaal geweldig is, en dat je erg gelukkig bent. Maar om nou meteen te geloven dat jouw kleine knuffeltoetje in no time groot zal zijn, nee, daar ga je niet in mee.
Sterker nog: soms duurt een dag eindeloos, zeker als je kind tandjes krijgt en huilerig is. Of als je een regenachtige middag door moet zien te komen met een opstandige peuter.
Toen ik achter buggy’s en driewielertjes liep kon ik het mij niet voorstellen dat er al zo snel eindexamens en rijbewijzen gehaald zouden gaan worden. En toch is dat hoe het is. De tijd vliegt en wij vliegen met haar mee. En al vliegend blijkt dat alles aan een stuk door verandert. Negen maanden lang viel je lichaam samen met dat groeiende wezentje in je, en toen opeens was je los van elkaar. Nog steeds heel sterk verbonden, maar toch ook los.
En het veranderen ging en gaat door: steeds weer nieuwe ontwikkelingen waarbij het oude plaatsmaakt voor het nieuwe: het zuigen, het verwonderde kijken en het eerste lachje, het tandeloze mondje … alles is tijdelijk. Steeds moet je weer afscheid nemen van oude vormen waaraan je gewend of gehecht was geraakt.
De laatste keer borstvoeding, afscheid van de crèche, de eerste keer uit logeren, en al die andere grote en kleine momenten. De ene moeder doorstaat ze stoer en onaangedaan, de andere snottert er lustig op los. Om de pijn te verzachten koesteren we onze stapels foto’s en video’s, onze mappen met kinderfrutsels en al die andere tastbare herinneringen.
Zo vind ik in een kast die oude – muf ruikende – tas met verkleedkleren. Jaren geleden had ik ze al op willen ruimen, maar daar had ik destijds nog niet genoeg doortastendheid voor.
‘Die rommel kan nu wel weg’, besluit ik ferm, en ik strooi de inhoud van de tas over de vloer. Bovenop het konijnenpak en het goocheljasje ligt de groene pruik waarmee mijn zoon zijn eerste carnaval op de kleuterschool vierde. En ach, daar is dat indianenjurkje waarin mijn dochter Pocahontas werd, compleet met mini-outfit voor haar pop… dagenlang had ik daarvoor zitten zwoegen achter de naaimachine met een veel te moeilijk patroon uit de Libelle. Hier blijkt opeens de hele basisschooltijd aan mijn voeten te liggen in de vorm van koksmutsen en clownspakjes, professorhoeden en een behoorlijke collectie prinsessenjurken.
Omdat ik mij aan het voorbereiden ben op een verhuizing is de tijd van het Grote Weggooien aangebroken. Maar hoe confronterend is dat… en hoe verleidelijk om de hele opgebouwde verzameling maar weer vrolijk mee te slepen naar de volgende stek.
Daar staat tegenover dat het zo heerlijk schoon voelt als er weer iets in de vuilnisbak belandt. Of als er een grote zak afgedankte kleding in zo’n groene bak gekiept mag worden. Een no-nonsense vrouw heeft ten slotte geen last van nostalgie en dergelijke onzin. Mijn eigen Pocahontas is inmiddels een studente van twintig… En zouden die eventueel toekomstige kleinkinderen zich nou echt bekommeren om een indianenjurkje?
En zo laat ik ze dan toch los, die oude verkleedkleren waar al tijden niemand meer naar omgekeken heeft. En ik verwonder me.
Over hoe zo’n tas met ongebruikte spullen daar jarenlang ruimte staat in te nemen in mijn kast. En over loslaten, hoezeer dat altijd opnieuw een beetje angstig is. Daar zit je dan opeens met je lege plek, dat stuk oningevulde ruimte. Je kunt je niet voorstellen dat er iets nieuws zal komen, een nieuwe fase om je weer net zo intensief mee te verbinden. Wanneer dat dan toch zo blijkt te zijn dan kijk je glimlachend terug: ach ja, zó was het toen. En het was goed.
Wil je elke zes weken kosteloos een nieuwe column in je mailbox ontvangen?
Je kunt je AANMELDEN voor een abonnement.